
De gecultiveerde natuur
Interview met beeldend kunstenaar Gerda Ten Thije (door Henk Meutgeert)
Als ze de deur uit gaat zit de digitale camera standaard in haar tas. Onderweg legt ze, vaak door het raam van haar Volkswagen bus, de landschappen vast om die op haar atelier tot eigenzinnige schilderijen en/of tekeningen te componeren. De natuur is de grootste inspiratiebron voor Ten Thije (1961). Zoals in een serie prenten van bedreigde vogels, waarmee ze een nieuwe groep kopers van haar werk aanboorde. ‘Ze gaan ook naar mensen die niets met kunst hebben, maar wel wat met vogels. Daarvoor bereikte ik die eigenlijk niet, daarvoor zijn mijn ogenschijnlijke figuratieve, maar geabstraheerde landschappen toch te vreemd.’
‘Fotografie is voor mij heel belangrijk, ik maak er veel gebruik van. Ik heb een plank vol met boeken en tijdschriften met natuurfotografie en als ik een boek zie met bijzondere landschapsfoto’s, dan koop ik dat. Zelf maak ik ook veel foto’s’, zegt Ten Thije over de rol die de fotografie in haar werk speelt. ‘Ik gebruik die foto’s wel voor mijn werk op doek en papier, maar kopieer ze nooit letterlijk. Vaak gebruik ik er alleen bepaalde stukken uit. Wat een heel belangrijk verschil is tussen een foto en een schilderij is de textuur, de huid. Die krijg je niet op een foto, die blijft glad, hoewel je in de moderne kunstfotografie een heleboel kunt manipuleren. Op een schilderij kun je met diktes en transparantie, matheid en glans en vooral niet te vergeten met kleur, dingen oproepen die je met een foto niet zou kunnen. Zo kun je er letterlijk pasta’s en gels in verwerken waarmee je volume maakt. Het pokdalige van de natuur, de lelijkheid, evenals de schoonheid ervan, kun je daarmee sterk benadrukken. Dat kan de fotografie nooit vervangen.’

Vertrouwd en vreemd
Bloemen, vogels en plekken in het land waar de natuur zichtbaar is, ‘maar waar bijvoorbeeld een lelijke schuur staat, een boerderij, of een ander bijzonder gebouw’, zijn onderwerpen die Ten Thije laat terugkeren in haar werk.
‘Die plekken, die enclaves, zie je bijvoorbeeld vanaf de snelweg. Daar maak ik vaak foto’s van vanuit het raam van de auto. De landschappen die ik maak bestaan meestal uit meerdere plekken die ik in elkaar schuif. En in die geregisseerde landschappen schilder ik weer vaak bloemen of planten uit een heel ander werelddeel. Zo laat ik de natuur evolueren tot nieuwe beelden. Mensen beeld ik niet af, wel de ingrepen die ze in de natuur hebben gedaan. Ik ben ook niet zo geïnteresseerd in mooie romantische landschappen, maar meer in wat de mens daarin heeft aangericht, negatief of positief. Ik heb vooral de behoefte om iets met de natuur te doen en daarin mijn eigen verhaal te vertellen. De ruimte in het werk probeer ik te maximaliseren en hoop daarmee dat het de ruimte waarin het werk zich bevindt kan vullen. Als dat bij anderen invloed heeft op de manier van denken over de natuur, dan is dat mooi meegenomen. Je maakt je werk per slot van rekening niet voor jezelf.’
Tien jaar geleden verschenen dieren voor het eerst in het werk van Ten Thije. Na een periode waarin ze op grote formaten had gewerkt, besloot ze kleiner te gaan werken om zo een nieuwe weg in te slaan.
‘Bij de zoektocht naar andere vormen kwam ik bij de dieren, vooral vogels, terecht. Ik heb daarbij heel veel plaatjes gebruikt. Ik was lid van allerlei natuurorganisaties en in de bladen daarvan kwam ik veel mooie foto’s tegen. En waarom vogels? Dat heb ik me ook afgevraagd. Vogels zijn heel bijzonder van vorm en van kleur. En je leert er steeds meer kennen als je je erin verdiept. In het begin teken je een stereotiep vogeltje. Alles lijkt op een huismus, want zo’n beeld heb je in je hoofd. Een staartje en een snaveltje. Maar er zijn zoveel meer vogels die er ook nog heel anders uitzien. Zoals zwanen met hun lange halzen die je in het beeld door hun vorm heel mooi kunt neerzetten. Vogels maken heel bijzondere geluiden, ze klinken allemaal anders en hebben allemaal andere kleuren. En een van de meest gebruikte metaforen als het over ‘vrijheid’ gaat, is die van de vogel. De vogel die vliegt waarheen hij wil, zo vrij … als een vogel. De Beatles hebber er een mooie songtekst over geschreven. ik kan me het eerste couplet herinneren:
Free as a bird
It’s the next best thing to be
Free as a bird
Home, home and dry
Like a homing bird, I fly
As a bird on wings

ets, droge naald, irisdruk, stempeldruk en verfstift op papier
prent 30 x 23,5 cm, (oplage 60 ex)
Zo kwam ik er ook achter dat er een rode lijst bestond met bedreigde en kwetsbare vogelsoorten, maar ook één van plantensoorten. Op de rode lijst van bedreigde vogelsoorten stonden bijvoorbeeld het ijsvogeltje, de toppereend, de hop en de zwarte stern. Ik heb die als uitgangspunt genomen om er een serie van te maken. En die specifieke vogels heb ik afgebeeld, groot en nadrukkelijk. Inmiddels staat de huismus ook op de rode lijst, maar daar heb ik nog niks mee gedaan. Dat komt nog wel.
Mijn afbeeldingen van vogels zijn vertrouwd, maar tegelijkertijd ook vreemd. Ik beeld ze meer af als een logo, het hele vel wordt gebruikt en de vogel knalt bijna van het papier af. In de natuurfotografie en vooral bij sommige natuurtekenaars zie je vogels veel meer in een omgeving met bomen en bladeren, alles kloppend, klein en pietepeuterig. Ik blaas ze op en zet ze in een landschap dat vaak niets zegt over de vogels, maar meer een sfeer weergeeft. Ik gebruik ook andere kleuren dan de vogel in werkelijkheid heeft. Het veranderen van zo’n vogel door middel van die ingrepen vind ik nu juist interessant, daardoor kijk ik er op een nieuwe manier naar. Zo heb ik bij de zwarte stern een oude ronde schoolstempel gebruikt die de maanden van het jaar aangeeft. Vogels hebben voor mij veel met seizoenen te maken. Die afgedrukte stempel zit weer precies achter de kop van de stern, waardoor die extra nadruk krijgt, het is een soort halo geworden. Door de vorm en kleur van de stempel lijkt het tegelijkertijd weer een verwijzing naar de zon.’

acryl- en olieverf op doek,
150 x 200 cm
IJkpunten
De omgeving waar Ten Thije opgroeide, het Twentse dorp Hengevelde, ziet ze zelf als een bron voor haar werk als kunstenaar. ‘Als kind kon ik heel ver van me afkijken, zeker zo’n drie kilometer. Pas na die drie kilometer was er een boerderij te zien, een soort ijkpunt in het landschap. Dat waren onze achterburen. Daartussen had je weiden, roggevelden en allerlei paadjes waar ik, toen ik ouder was, mocht lopen. Een feest. En in de winter werd een stuk van de weide naast ons huis een ijsbaan’, zegt ze in haar atelier in een voormalige school in het Arnhemse Spijkerkwartier.
‘Eigenlijk is de ruimte, de gecultiveerde natuur die mij omringt, al vrij snel mijn inspiratiebron geworden. Al toen ik op de kunstacademie in Arnhem zat. Het uitzicht op een tuin, het Sonsbeekpark met zijn grote bomen en vijvers, Het Nationale Park De Hoge Veluwe, de uiterwaarden van o.a. de Blauwe Kamer, de Oostvaardersplassen, de Ooijpolder en het oer-hollandse laagveen-achtige natuurgebied in Noord-Holland, de Eilandspolder bij Alkmaar. Maar inmiddels ook gebieden wat verder weg zoals de ringvormige eilanden gefundeerd op koraal, de zogenaamde atollen, in de Grote Oceaan, bedreigd door de stijgende zeespiegel. Als kunstenaar probeer ik zo dicht mogelijk bij mezelf te blijven en me te focussen op datgene wat mijn fascinatie heeft.
De omgeving waar ik als kind opgroeide, met dat weidse uitzicht, is bij de keuze voor de natuur als thema in mijn werk heel belangrijk geweest. Dat is nooit meer weggegaan. Alles krijgt tegenwoordig zijn betekenis vanuit de stad en de stadscultuur, de natuur komt er niet meer aan te pas. Die is steeds meer een enclave geworden in een almaar uitdijend stedelijk landschap. Ook in de beeldende kunst heb ik in die zin maar weinig medestanders.’